top of page
Ontdek hoe je verdriet plaats maakt voor nieuwe vreugde — zonder schuldgevoel.
​
Kom je het verlies van je sterrenkindje maar niet te boven?
​
Begrijpelijk. Want je mist iemand die er voor anderen nooit is geweest.
Je voelt je vaak alleen. Om je heen draait de wereld door.
Zelf verdergaan met je leven geeft je een schuldgevoel, alsof je je kindje vergeten zou zijn.
Dus probeer je te leven met je stille tranen. Maar het lukt je niet.
​
Het kan anders. Ik help je om je eeuwige verdriet te verzachten. Je rouw maakt dan plaats voor rust en vreugde.
​
Zelf ben ik ook sterrenmama. Ik werk niet als standaard rouwcoach, maar als specialist in babyverlies én vanuit een holistische visie. Van daaruit help ik je op jouw unieke weg van pijn en verdriet naar vreugde en hoop.
Naar je nieuwe leven.
​
​
.png)

Op een heel mooi plekje
staat aan de hemel
een sterretje geschilderd.
De kracht van toelaten:
waarom rouw niet verdwijnt door loslaten
Rouw is geen opdracht
“Je moet het loslaten.”
Hoe vaak heb je die zin al gehoord? Misschien goedbedoeld, misschien zelfs uit liefde uitgesproken door iemand die je nabij is. Maar elke keer dat ik het hoorde, voelde het als een onmogelijke opdracht. Alsof rouw een soort bagage is die je gewoon even aan de kant zet, een zware koffer die je na een tijdje moeiteloos uit je handen laat vallen. Maar zo werkt het niet. Niet voor mij, en – als ik eerlijk ben – volgens mij ook niet voor de meeste mensen.
Rouw is geen project met een deadline. Het is geen taak op je to-dolijst die je kunt afvinken. Het is een golf die je overspoelt, soms onverwacht, soms met een kracht die je de adem beneemt. En toch… toch wordt er vaak van ons verwacht dat we “verdergaan”, dat we “het een plek geven”, dat we “loslaten”. Maar wat als het echte helen niet zit in het loslaten, maar juist in het toelaten?
De mythe van loslaten
​
Ik snap het wel, hoor. Het idee van loslaten klinkt aantrekkelijk. Het suggereert controle, een soort overwinning op het verdriet. Alsof je op een dag wakker wordt en denkt: “Zo, vandaag laat ik het los.” En hop, je bent weer vrij. Maar eerlijk? Zo werkt het niet. Niet bij mij, niet bij de mensen die ik begeleid, niet bij de mensen die ik zie worstelen met verlies.
Loslaten klinkt als een eindpunt, als iets dat je actief moet doen. Maar rouw laat zich niet dwingen. Het is geen deur die je dichttrekt en waar je nooit meer naar omkijkt. Het is eerder een kamer in je huis waar je af en toe binnenloopt, soms onverwacht, soms met tegenzin, soms met een zekere berusting. En soms zelfs met een glimlach, omdat je daar herinneringen bewaart die te kostbaar zijn om weg te stoppen.
Toelaten: de deur naar heling
Wat ik heb geleerd – en geloof me, dat was geen makkelijke les – is dat rouw niet verdwijnt door los te laten, maar door toe te laten. Door het verdriet niet weg te duwen, maar het juist te verwelkomen. Door ruimte te maken voor je pijn, hoe ongemakkelijk dat ook voelt. Want pas als je je verdriet toelaat, ontstaat er weer plek voor vreugde.
Dat klinkt misschien tegenstrijdig. Alsof je door je pijn toe te laten, juist méér pijn krijgt. Maar het tegendeel is waar. Verdriet dat je wegduwt, zoekt altijd een andere uitweg. Het is te vergelijken met een bal die je onder water probeert te houden. Op elk onbewaakt moment schiet hij pijlsnel en oncontroleerbaar naar de oppervlakte.
Verdriet sluimert onder de oppervlakte, het nestelt zich in je lichaam, het fluistert in je gedachten. Maar als je het toelaat – als je het echt durft te voelen, als je het bestaansrecht geeft – dan gebeurt er iets bijzonders. Dan wordt het lichter. Niet omdat het verdwijnt, maar omdat het gezien mag worden.
Mijn eigen worsteling met rouw
Ik weet nog goed hoe het voelde, die eerste maanden na het verlies van mijn te vroeg geboren dochtertje. Sommigen probeerden me te troosten, op hun eigen manier. “Je moet het een plek geven.” “Je moet verder.” “Je bent nog jong” … Allemaal goedbedoeld, allemaal vanuit liefde. Maar het voelde alsof ik moest presteren in mijn rouw. Alsof ik moest laten zien dat ik sterk was, dat ik het aankon, dat ik het “goed deed”.
Maar binnenin was stil en eenzaam verdriet. Soms voelde ik me schuldig omdat ik weer even kon lachen. Soms voelde ik me schuldig omdat ik nog steeds huilde, maanden later. Alsof er een onzichtbare klok tikte, en ik te langzaam was. Maar op een dag – het was een gewone dinsdag, geen bijzondere datum – liet ik het toe. Ik ging door de knieën, in de stromende douche.
Ik huilde.
Ik huilde.
En, ik huilde.
De waterstraal van de douche nam mijn tranen mee. Ik was alleen en liet alles toe wat er was. Geen verzet, geen oordeel. Alleen maar voelen.
En weet je wat er gebeurde? Er kwam rust. Niet meteen, niet als een wondermiddel. Maar er kwam ruimte. Ruimte voor verdriet, maar ook ruimte voor iets anders. Voor dankbaarheid, voor toekomstplannen, voor een glimlach om wat was. En langzaam, heel langzaam, kwam er weer plek voor vreugde.
De moed om te voelen
Toelaten vraagt moed. Het vraagt dat je jezelf toestaat om kwetsbaar te zijn. Om niet altijd sterk te hoeven zijn. Om niet te hoeven voldoen aan verwachtingen – van anderen, maar vooral van jezelf. Het vraagt dat je jezelf toestaat om te voelen wat er is, zonder oordeel, zonder haast.
Dat is niet makkelijk. We leven in een wereld die ongemak liever uit de weg gaat. Verdriet wordt vaak gezien als zwakte, iets dat opgelost moet worden, als een probleem dat je moet fixen. Maar rouw is geen probleem. Het is een deel van het leven. Het is de keerzijde van liefde. Je rouwt omdat je hebt liefgehad. En dat verdient respect, geen haast.
Ruimte maken voor verdriet
Hoe doe je dat, ruimte maken voor verdriet? Er is geen handleiding, geen stappenplan dat voor iedereen werkt. Maar misschien helpt het om kleine momenten te zoeken waarop je jezelf toestaat om te voelen. Misschien is het een wandeling in het bos, waar je even stil mag staan bij wat je mist. Misschien is het een liedje dat je raakt, een foto die je koestert, een brief die je schrijft aan degene die je mist.
Voor mij was het schrijven een uitlaatklep. En dat is al altijd zo geweest. Soms waren het maar een paar zinnen, soms een hele brief. Soms was het alleen maar een traan die over mijn wang rolde terwijl ik naar buiten keek. Maar elke keer dat ik mezelf toestond om te voelen, werd het ietsje lichter. Niet omdat het verdriet verdween, maar omdat het gezien mocht worden. En dat stond (staat) haaks tegenover de (maatschappelijk en vaak typische Vlaamse) mentaliteit van: “Niet trunten, maar voort doen”. (niet zielig doen, maar doorgaan)
De paradox van vreugde en verdriet
Het bijzondere is: hoe meer ruimte je geeft aan je verdriet, hoe meer ruimte er ook komt voor vreugde. Dat klinkt misschien vreemd, maar het is waar. Verdriet en vreugde sluiten elkaar niet uit. Ze bestaan naast elkaar, soms zelfs op hetzelfde moment. Je kunt huilen om wat je mist, en tegelijk dankbaar zijn voor wat je hebt gehad. Je kunt rouwen en lachen, soms zelfs in één adem.
Ik herinner me een moment waarop ik samen met mijn zoon in de tuin zat. We lachten om iets onbenulligs, een grapje, een gekke vogel die voorbij vloog. En ineens voelde ik: naast alle pijn dat het leven soms met zich meebrengt is er ook altijd ergens vreugde. Ze mogen er allebei zijn. En dat is genoeg.
Wat als je het niet durft toe te laten?
Misschien lees je dit en denk je: “Maar ik dúrf het niet. Het rouwen is te gróót, te zwaar, te veel.” Dat begrijp ik. Soms voelt het alsof je overspoeld wordt als je het toelaat. Alsof je in een tsunami zit en nooit meer bovenkomt. Maar geloof me: je bent sterker dan je denkt. En je hoeft het niet alleen te doen.
Soms helpt het om iemand te zoeken die met je mee kan kijken, die je kan vasthouden als het te veel wordt. Iemand die niet oordeelt, die niet zegt wat je moet doen, maar die gewoon naast je zit. Dat kan een vriend zijn, een therapeut, een coach. Of misschien iemand die zelf weet hoe het voelt om te rouwen.
Je hoeft het niet alleen te doen. Echt niet. Ook hier staat onze rationeel gerichte maatschappij ("Trek je plan") vaak haaks tegenover.
​
De kracht van delen
Er is iets magisch aan het delen van je verhaal. Aan het uitspreken van wat je voelt, zonder dat iemand het hoeft op te lossen. Gewoon gehoord worden, gezien worden, erkend worden in je pijn. Dat is helend. Soms is het al genoeg om te zeggen: “Het doet pijn.” Of: “Ik mis je.” Of: “Ik weet het even niet.”
En soms, als je het deelt, merk je dat je niet de enige bent. Dat er anderen zijn die hetzelfde voelen, die dezelfde worsteling kennen. Dat je niet gek bent, niet zwak, niet te gevoelig. Maar gewoon mens.
Rouw als onderdeel van het leven
Misschien is dat wel de grootste les die ik heb geleerd: rouw hoort bij het leven. Het is geen afwijking, geen ziekte, geen zwakte. Het is de prijs die we betalen voor liefde. En ja, soms is die prijs hoog. Maar ik zou hem niet willen missen. Want zonder rouw, geen liefde. Zonder pijn, geen vreugde.
Dus als je nu middenin je rouw zit, als je het gevoel hebt dat het nooit meer goed komt, weet dan: het hoeft niet weg. Je hoeft het niet eens los te laten. Je mag het toelaten. Je mag voelen wat er is. En op een dag, misschien sneller dan je denkt, komt er weer ruimte voor iets anders. Voor een glimlach, voor een sprankje hoop, voor een beetje vreugde.
Tot slot: je hoeft het niet alleen te doen
Misschien heb je na het lezen van dit verhaal behoefte om erover te praten. Om je verhaal te delen, om gehoord te worden, om samen te zoeken naar ruimte voor jouw verdriet én jouw vreugde.
Weet dat je altijd welkom bent om een gesprek in te plannen. Je hoeft het niet alleen te doen. Echt niet.​
​
bottom of page